Het Gruijtrode-proces [1]

Wat eraan vooraf gaat
Op de avond van 17 maart 1750 worden, in het prinsenbisdom Luijk gelegen Gruijtrode, Anna Nijsen-Reijskens en haar zoon, in afwezigheid van vader Mathijs Nijsen (alias Heler), door overvallers geslagen en ernstig verwond. Anna vraagt meteen aan Michiel Jonckers om meester Henrich te halen.
Ze laat haar paard zadelen en Michiel gaat op zoek. Om half elf komt Michiel bij de weduwe Janssen in Opitter om te vragen “oft meester Henrich aldaer logeerde…. de schelmen sijn bij Matthijs Heler geweest en sij hebben mij gesonden om meester Henrich te haelen”. De huishoudster van weduwe Janssen, Maria Mussen gaat in de herberg van Maria Bloemen vragen of meester Henrich daar is. Omdat Michiel meester Henrich niet kan vinden haalt hij een chirurgijn uit Bree. Anna en haar zoon willen echter niet door een ander dan meester Henrich verbonden worden en wachten zijn aankomst af.

Een dochter van weduwe Janssen, Catharina Elisabeth is getrouwd Mathijs Nijsen ’s zoon Peter. De volgende dag staan Catharina Elisabeth en haar zus met beide dienstmeiden en de zoon van Mathijs Nijsen voor de deur te bespreken meester Henrich te laten halen. Hierop zegt de ook aanwezige schout, officier de Borman: “soo meester Henrich alhier comt, ich sal hem arresteren”. Hij adviseert ze een chirurgijn uit Maaseik of Stockum te laten komen. Hierop schreeuwt Catharina Elisabeth met de handen in de zij: “soude gij verbieden eenen chirurgijn te haelen, die wij wenschen”.
Nog diezelfde dag behandelt Heinke moeder en zoon Nijsen.
Heinke gaat de volgende dagen regelmatig ter controle van de wonden naar Gruijtrode, zo ook 24 maart. Die dag wordt Heinke door rechtsdienaar Laurens Daemen gewaarschuwd niet meer bij Nijsen te komen omdat de Borman opdracht heeft gegeven hem dan te arresteren. Heinke blaast dat, met zijn handen om hoog gestoken, van zich af.

Op weg naar Nijsen wordt Heinke op 1 april gearresteerd ten huize van kapitein Hollanders. Hij mag Gruijtrode niet meer verlaten. Heinke laat Hendrina van Stramproy naar Gruijtrode halen, dat vergt drie uur reistijd. ’s Middags om twee uur wordt Heinke bedaagd door rechtsdienaar Laurens Daemen met de schriftelijke klacht dat hij zonder toestemming van het medisch college te Luik patiënten heeft behandeld. Heinke en Hendrina nemen hun intrek bij Herman Schouteden te Gruijtrode.

Het proces
De volgende dag komt, op verzoek van Heinke, notaris Leon Vrancken uit Bree om zich op de hoogte te stellen. In zijn schriftelijk antwoord op de klacht wordt gesteld dat de mandaten waarop de klager zich baseert nooit te Gruijtrode zijn gepubliceerd.
6 April ’s ochtend ‘s komt Heinke ‘s advocaat F.I. van den Berghe uit Peer te paard in Gruijtrode aan. De Borman stelt dan: “dat Matthijs (Nijsen alias) Heler verclaert, dat hij gearresteerden ongeroepen is gekomen ende dat aen hem heeft geseijt dat hij hem oock gheen deut soude betaelen” en over Heinke:
“wat voor eenen gast dat desen is, goet om de boeren door sijn swetsen te bedriegen”.
Heinke wordt die middag uit arrest ontslagen. “Men impugneert bij expresse denegatie, ontkentenisse, frivoliteijt, impertinentie, wijtgesoghde motiven om den opponent (Meester Henrich) te vexeren en wille van intimideren”.
Pastoor Joes van de Parren laat 9 april te Gruijtrode een verklaring afgeven over de goede naam en goede werken van Heinke te Stramproy.

Verklaring pastoor Joes van der Parren

Den onderschreven pastoor van Stramproij lande van Thorn verklaert mits desen, dat Henderik Hornickx ontrent de twintigh jaeren mijnen parochiaen is geweest en tegenwoordigh noch is, exerceerende publieghelijcke binnen Stramproij ende lande van Thorn de chirurgie in groote conste
mede verklaert dat, hij menighmael van verre en breet door de patienten bersoght woort te voet en te perdt gehaelt woort om hun te cureren ende dat verscheijde patienten soo uijt het Luijcker landt Guijlicker landt, Landt van Weerdt en overmaese hun tot Stramproij doen vervoeren en brengen om aldaer door geseijden meester Henderik Hornix te woorden gecureert.

Bij herhaling beweert de Borman dat Heinke: “door Bree ontrint den avont droncken sijnde, komende van den kant van Grooten Breugel daer naer toe gegaen” en dat Mathijs Nijsen tegen hem heeft verklaard, dat meester Henrich onverzocht is gekomen om zijn zoon en vrouw te behandelen. Mathijs kon dit onmogelijk weten, hij was immers op de dag van mishandeling en daags erna niet aanwezig.
“Wat aengaet de declaratie van den heere pastoor van Stramproij: des is oock maer eene geemendicerde en in dese niet ontfanckbaer” vervolgt de Borman en over Heinke:
“het is waer dat hij overal bekent is voor eenen die sich overal presenteert, om bij de boeren wat plasterkens te leggen en wat uijt een potteken te smeeren.

Advocaat van den Berghe maakt duidelijk dat de mandaten waarop de klager zich baseert van toepassing zijn op artsen en chirurgijns die zich te lande willen vestigen. Dit is niet de ambitie die Heinke heeft, “want hij maekt dije professie tot Stramproije buijten desen lande alwaer hij woont. Hij is eenen cherugien van groote ervaerentheijt, hij helpt de patienten groote conste en voorsightigheijt.
Van verre ende breedt uijt het Gullicker landt , lande van over maese, lande van Weert en uijt Luijckerlandt doen hun de patienten transporteren naer het dorp van Stramproije om aldaer van hunne quetsuren, onhijl, wonden etc door desen grooten chergien den opponent gecureert te woorden.
Men laet nu oordelen met wat soorte van animositeijt en sehenden de manire den heer cleger derft op het pampier stellen dat den opponent maer eenen swetser en als maer eenen quacksalver en bedrieger soude sijn.
Afgezien van het feit dat het mandaat niet van toepassing is, wijst van den Berghe erop dat het reglement bepaalt dat niet eerder tegen een overtreder mag worden opgetreden dan nadat het college te Luijk hem heeft aangeklaagd.

De Uitspraak
Heinke wordt 23 september vrijgesproken op grond van het feit dat hij, gevestigd in Stramproy, geen toestemming van de medische commissie in Luijk nodig heeft. Overigens zijn de mandaten waarin toestemming is geregeld inderdaad nooit te Gruijtrode gepubliceerd. De onbeschaamdheid van de Borman en zijn valse verklaring over wat Mathijs Nijsen tegen hem zou hebben gezegd, komt hem duur te staan. Hij moet opdraaien voor de proceskosten (117 gulden) en Heinke krijgt als schadevergoeding 61 gulden netto voor verlies van 6 dagen inkomsten. Een door Heinke geschreven en ondertekende kwitantie volgt hierna.

Kwitantie, 15 mei 1752


Ick onder geschreven beken
ontvangen tehebben uit hande
vaen den heer Esser seijecketares der justisei Grutrode een hondert acht en seventigh gulden tien  stuver toet voldoninge der getacserde
staeten door here schepene der justeijseij Gruetrode den 22 diessenberis
1751 gettaecsertwaer over quiettere

Gruietrode den 15 maij 1752

Hendrikus Hornix


[1] Dossier 231, archief Schepenbank Gruitrode, Graafschap Loon (Rijksarchief Hasselt).