Thies is een doortastende, eigengereide man met charisma en een brede kennis.
De voor openbare werken verantwoordelijke wethouder Peters heeft er dan ook zijn handen aan vol om hem in toom te houden.
In zijn eerste dienstjaar heeft Thies zoveel opdrachten voor de bouw van particuliere woningen, waaronder die van wethouder van Rijn en raadslid Thywissen, dat in de raadsvergadering door raadslid Theunissen de vraag wordt opgeworpen om hier grenzen aan te stellen. In verweer hiertegen brengt van Rijn in:
“dat het een geluk en eer is voor de stad, dat de opzichter ook door de burgers wegens zijn kunde wordt gezocht; daardoor heeft de stad een goedkoop, bekwaam en solied man. Dat hij door B. en W. steeds wordt geprezen, bewijst genoeg dat hij bekwaam is voor zijn betrekking, ……. Ik had nooit gedacht dat achter zulk een eenvoudig man, zulk een algemene kennis zat……. Wie onzer zou van een opzichter durven vergen, dat hij den gehele zomer van ’s morgens vijf tot ’s avonds acht uur op een onbeschut veld staat, zoals de heer Hornix bij den aanleg van het Villapark heeft gedaan, en zonder dat toezicht had de aanleg zeker de helft meer gekost. Het plan voor een rioleering der geheele stad werd door hem ontworpen en door deskundigen als praktisch en goed beoordeeld, en nu is hem weer opgedragen het maken van den legger voor de waterlossingen, een werk door anderen verknoeid…… ook de Voorzitter weet het, dat een groot aannemer hem reeds een betrekking heeft aangeboden.”
Burgemeester Houben besluit daarop de opzichter te zeggen dat die particuliere werkzaamheden niet te veel mogen uitgebreid worden. Met algemene stemmen wordt Thies herbenoemd en is dus definitief aangesteld.[1]
Als hem na twee jaar dienst een kamer op het stadhuis wordt aangeboden kiest hij voor de “Beurzenkamer” alwaar op dat moment door gemeentesecretaris Lienders, een archief in zeven kasten is opgeslagen. Thies mag één der kasten in gebruik nemen. Zonder enig overleg ontruimt hij alle kasten en laat de stukken ongesorteerd in de vestibule van de tweede verdieping achter.[2]
Thies neemt na 10 jaar ontslag door dreigende reputatieschade.
In juli 1899 schrijft de Vereniging van Timmerlieden, Metselaarsbazen en Aannemers te Venlo een beklag aan de Gemeenteraad van Venlo. De stadsopzichter (Thies) zou handelen ten nadele van het ambacht. De opzichter zou, buiten de stad machinaal vervaardigde deuren te koop aanbieden. Ook zou hij niet alleen als architect, maar ook als aannemer optreden. Wethouder van Rijn is nu ook van mening dat een en ander ten koste gaat van de taken van de opzichter. Hij geeft als voorbeeld het slechte onderhoud van het stadspark.[4]
In de Raadsvergadering van oktober wordt Thies door raadslid Gambon van plichtsverzuim beticht. Brouwers, heeft met goedvinden van de gemeenteopzichter aan de Keulschen weg (later Kaldenkerkerweg) een huis gebouwd buiten de rooilijn, richting de weg. Opzichter Hornix had dit moeten verhinderen. Wethouder van Rijn stelt dat, ”de opzichter die de verordening moet helpen handhaven, ze in tegendeel helpt overtreden, en dat daardoor weder een van de mooiste wegen bedorven wordt.”
Zowel burgemeester Houben als Thies hebben aangegeven dat zij van mening zijn dat op grond van de bestaande bouwverordening er geen mogelijkheid is om de bouw te beletten.
Er wordt geconcludeerd dat het aan de autoriteiten (het dagelijks bestuur) was, in te grijpen op het moment dat de scheefbouw daar is gemeld. Raadslid Gambon: ”de opzichter heeft hier geen mening te hebben, maar het bestuur had moeten optreden.
Met betrekking tot de klacht van de Vereniging van Timmerlieden, Metselaarsbazen en Aannemers te Venlo meldt de burgemeester in dezelfde vergadering: “de modellen van deuren en ramen worden aan den opzichter gezonden en hij heeft die eenvoudig ontvangen als opzichter van openbare werken. Aan niemand heeft hij volgens zijne verklaring, die deuren of ramen geleverd, ook niet als agent. [5]
Wethouder van Rijn, die Thies eerder in zijn functioneren als toezichthouder steunde, doet nu uitlatingen in de gemeenteraad, die de reputatie van Thies kunnen schaden, wat ertoe lijkt te leiden dat Thies zijn werk als architect verkiest. Hij vraagt januari 1900 om eervol ontslag per 1 maart, als opzichter, niet als leraar aan het Tekeninstituut. Dit ontslag wordt hem verleend.[6]
[1] Gemeenteraad te Venlo, Zitting van Maandag den 8. Februari 1892, Venloosche Courant.
[2] Jan van Venloo, Van alles en voor allen wat CLXXVII, Venloosche Courant No. 49 – 1892 (3 december)
[4] Gemeenteraad te Venlo, Zitting op Donderdag 17 Augustus 1899, Venloosche Courant.
[5] Gemeenteraad te Venlo, Zitting op Donderdag 19 Oktober 1899, Venloosche Courant No.42
[6] Gemeenteraad te Venlo, Zitting op Woensdag 31 Januari 1900, Venloosche Courant No.5